Winterconcert Jan Vayne en Friends
mmv Jan Vayne piano orgelHarm Hoeve orgel pianoAdriaan Stoet vioolBente van der Steeg Op...
Religie speelde een belangrijke rol in de geschiedenis van de stad Hasselt door de aanwezigheid van:
a. Grote of Stephanuskerk
b. Bedevaartkapel de Heilige Stede
c. Mariaklooster
d. Heilige Geestgasthuis
e. Zwartewatersklooster
a. Grote of Stephanuskerk
De Nederlands Hervormde kerk domineert het aanzicht van Hasselt. Het staat op de plaats van een in de 12de eeuw gestichte kerk, die in 1380 door brand werd verwoest. Hoewel bij de herbouw gebruik gemaakt werd van de fundamenten van de oude kerk, stond er meer dan een eeuw later een aanzienlijke grotere, laatgotische hallenkerk met een nieuwe, hogere toren. In 1725 sloeg het noodlot lot weer toe: de torenspits vloog door blikseminslag in brand, met als gevolg dat het carillon met 23 klokken naar beneden stortte (twee van de klokken , in 1662 gemaakt door de beroemde klokkengieter Hemony, zijn bewaard gebleven en worden nu achterin de kerk tentoongesteld), waarbij ook het kerkdak werd beschadigd. Bij het herstel zijn tevens de kerkmuren verhoogd.
Tijdens de beeldenstorm in het jaar 1588 is een groot deel van het interieur geplunderd en vernield. Van de vele muurschilderingen, die de kerk sierden, is bij een restauratie één afbeelding van Christoforus, beschermheilige van de reizigers, teruggevonden. De schildering is rond 1500 gemaakt. De patroonheilige van Hasselt, Sint Stephanus, is afgebeeld op een sluitsteen in het middenkoor van de kerk. Voorts bezit de kerk een eiken preekstoel en koorhek en kan men een orgel van Rudolph Knol uit 1806 bewonderen. De kerk geniet landelijke bekendheid om zijn goede akoestiek en de prachtige klank van het orgel. Vanuit de toren klinken regelmatig de klanken van het uit 49 klokken (1973/2010) bestaande carillon.
b. Bedevaartskapel de Heilige Stede
De plek waar de Sint Stephanuskerk staat (Eiland 22) is bijzonder en wordt van oudsher ''de Heilige Stede'' genoemd. De Heilige Stede in Hasselt was al in de 13de eeuw een belangrijke bedevaartsplaats en is daarmee één van de oudste bedevaartplaatsen in Nederland. De bedevaartgangers kwamen één maal per jaar van heinde en verre teneinde een aflaat te verkrijgen (een aflaat vormt een algehele of gedeeltelijke kwijtschelding van straffen voor begane zonden). Dit fenomeen stond in de volksmond bekend als de Hasselter Aflaat. De oudst bekende vermelding van de Hasselter Aflaat staat in een oorkonde van bisschop Jan van Arkel uit 1355. In dat document geeft hij aan dat het wijdingsfeest voortaan op de tweede zondag na Pinksteren zal worden gehouden. De oorsprong van de traditie is niet bekend. Populair werd een anekdote die door de Hasselter pastoor Van Groeningen aan het eind van de 19de eeuw werd verkondigd: Een dronken Friese kampvechter zou op zekere dag in 1218 met een bierkan een kelk met hosties uit de handen van een priester hebben geslagen. Als boetedoening moest volgens de legende op de plek van het incident een kerk worden gebouwd.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de uitoefening van het katholieke geloof verboden. Als gevolg daarvan verbood het stadsbestuur omstreeks 1576 de bedevaarten naar de Heilige Stede. In 1590 werd dat besluit kracht bijgezet door het afbreken van de bedevaartskapel. Ondanks de drastische ingreep van het stadsbestuur bleef de heilige plek grote aantrekkingskracht op de gelovigen houden. Na aankoop van het middeleeuwse bedevaartsterrein in 1891 herleefde, na een onderbreking van ruim 300 jaar, de publieke bedevaart naar de Heilige Stede. In 1933 werd de huidige kerk, de pastorie en het buitenaltaar gebouwd.
Ondanks dat de belangstelling verminderd is wordt nog steeds op de tweede zondag na Pinksteren de processie en de viering gehouden en daarmee wordt een oude middeleeuwse traditie voortgezet.
c. Mariaklooster
Het morele verval in kerk en samenleving aan het einde van de 14de eeuw had in Europa verschillende tegenbewegingen tot gevolg. Een daarvan, de Moderne Devotie, ontstond in Deventer op initiatief van Geert Grote (1340-1384). Hij wilde de gelovigen terugvoeren naar het oorspronkelijke ideaal van armoede, kuisheid en gedienstigheid, zonder persoonlijke bezit of ijdel streven. Zijn oproep vond gehoor bij een groep volgelingen, later de Broeders en Zusters van het Gemene (gemeenschappelijke) Leven genoemd, die in de 15de en begin 16de eeuw Grotes principes verder ontwikkelden. De eerste gemeenschappen vormden zich In Deventer. Al snel werden in andere steden in Nederland eveneens broeder- en zusterhuizen gesticht.
Ook in Hasselt ontstond aan het einde van de 14de eeuw zo'n zusterorde (in de volksmond werden ze vaak begijnen genoemd). Omdat de zusterhuizen niet door de Kerk werden erkend namen de zusters de derde regel van Franciscus aan. Dit hield in dat zij de geloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid aflegden, maar dat zij niet gewijd waren voor het verrichten van religieuze taken. Zij gingen sindsdien als tertiarissen gekleed in habijt. De zusters woonden buiten de stad op een terrein tussen de tegenwoordige Baangracht en de Kastanjelaan. In het begin van de 15de eeuw kwam door een stadsuitbreiding het kloostercomplex echter binnen de stadsmuren te liggen. Het gevolg van die wijziging was dat de kloosterlingen door het stadsbestuur werden beperkt in hun handelen, omdat zij voortaan moesten leven volgens de wetten en rechten van de stad Hasselt.
Het Mariaklooster heeft meerdere keren dienst gedaan als opvang voor gevluchte kloosterlingen. In 1429 hebben 24 monniken van het Agnietenklooster te Zwolle, onder leiding van o.m. Thomas a Kempis, op hun vlucht naar Friesland, één nacht onderdak gehad in het Hasselter klooster. Vanwege de beschermende politiek van het stadsbestuur ten tijde van de Reformatie werd Hasselt een toevluchtsoord voor menig pastoor, maar ook voor de nonnen van het Zwartewatersklooster (zie onder e) en voor die van het klooster Dickninge (nabij De Wijk).
Het Mariaklooster bestond uit een kloosterhof (tuin), kerkhof (vanaf 1442), kapel, een zieken- en gastenverblijf, eetzaal en een woon- en slaapgedeelte. De kloostergemeenschap werd na de Reformatie opgeheven (ca 1610). Na het overlijden van de laatste non in 1616, kwam de mogelijkheid het voormalige kloostergebouw voor andere doeleinden te gebruiken (o.a. predikants- en schoolmeesterswoning, gast- en proveniershuis). Vanwege de slechte onderhoudstoestand werden in de loop van de tijd de diverse gebouwen gesloopt, waarbij alleen het gebouw aan de Baangracht nr. 5 - 7 behouden is gebleven.
d. Het Heilige Geestgasthuis
Vanaf de 13de eeuw ontstond in de steden behoefte aan gasthuizen, bedoeld voor de opvang van reizigers (w.o. pelgrims en zwervers) die geen herberg konden betalen. Later werden ook zieke en arme burgers opgenomen. In het gasthuis kreeg men voor een paar dagen onderdak, voeding en eventueel verzorging.
In 1391 kwam in Hasselt ook een gasthuis, het Heilige Geestgasthuis. Het gasthuis, dat stond aan de Hoogstraat (nu Hoogstraat 26), werd in stand gehouden met bijdragen van de kerk, stadsbestuur en van welgestelde burgers. Het gasthuis werd beheerd door gasthuismeesters, die verantwoording schuldig waren aan het stadsbestuur. Dagelijks werd door een pastoor de mis opgedragen in de bijbehorende gasthuiskapel aan de overzijde van de Hoogstraat.
Onder invloed van de Reformatie werd het Heilige Geestgasthuis in Hasselt omstreeks 1580 gesloten. Alles wat maar herinnerde aan het oude katholieke geloof moest in die tijd verdwijnen. Het pand werd in de jaren daarna onder andere gebruikt als gildekamer, opvang voor zieke soldaten en vanaf 1809 tot 1933 als katholieke kerk. Na talrijke verbouwingen is het daarna in gebruik als bedrijfspand. De voormalige kapel heeft ook verschillende bestemmingen gehad: tegelbakkerij, rosmolen, boerderij en nu een woonhuis (Hoogstraat 33). De zorg, die in het gasthuis werd verleend, werd op andere plaatsen in de stad voortgezet (o.a. in het voormalige Mariaklooster).
e. Zwartewatersklooster
Tussen Hasselt en Zwartsluis, in het buurtschap Zwartewatersklooster, stond vroeger het benedictijner nonnenklooster Mariënberg, dat in de volksmond het Zwartewatersklooster werd genoemd. Het klooster werd in 1233 gesticht door de bisschop van Utrecht, Willebrand van Oldenburg ter nagedachtenis aan zijn voorganger Otto II van Lippe, die samen met een groot aantal Overijsselse edelen, in 1227 is gesneuveld tijdens de slag tegen opstandige Drenten bij Ane (nabij Gramsbergen). Het Zwartewatersklooster werd tijdens de eerste jaren bewoond door twintig nonnen van adelijke afkomst (juffers genoemd). Zij werden bij huishoudelijke werkzaamheden geholpen door dienende zusters en voor het werk op het land door lekebroeders. Voorts werden zij bijgestaan door een proost en een aantal geestelijken, die woonachtig waren in een apart gebouw op het kloosterterrein (de proosdij). Het complex, dat onderdak bood aan zo'n honderd personen, bestond uit een refter, een kapel, woonvertrekken en werkplaatsen. Het klooster was zelfvoorzienend: de moestuin en de veestapel leverden voldoende groenten, fruit, melk en vlees op. Het klooster was van groot belang voor de ontwikkeling van de streek, met name door de ontginning van het veen.
De reformatie, de grote kerkhervorming in de 16de eeuw, maakte een einde aan het kloosterleven. In 1582 hadden de bewoners het Zwartewatersklooster verlaten en hadden in Hasselt in het Mariaklooster (zie punt c) vervangende huisvesting gevonden. Het kloosterbezit (landerijen e.d.) was overgegaan op het stadsbestuur, terwijl de vervallen kloostergebouwen werden afgebroken door de boeren in de omgeving. Zij gebruikten de materialen voor hun boerderijen.
In het huidige buurtschap Zwartewatersklooster is er vandaag de dag alleen een tiental boerderijen en een begraafplaats te vinden.
Bronnen:
- Canon van Zwartewaterland (gemeente Zwartewaterland)
- Uit de geschiedenis van Hasselt (IJsselakademie)
- Uit den ash kolk der vergetelheid (Stichting IJsselacademie)
mmv Jan Vayne piano orgelHarm Hoeve orgel pianoAdriaan Stoet vioolBente van der Steeg Op...